Het is 21.00 uur. Het begint te schemeren. Mijn jonge puberzoon is nog niet thuis, nadat hij om 14.00 uur naar een vriendje ging, daar bleef eten en direct daarna naar huis zou komen. Mijn eigen smartphone is kapot dus Whatsapp werkt niet, zijn gangbare communicatiemiddel. In mijn hoofd ontstaat de vraag of ik hem moet bellen…

Dit is het dilemma waar in feite het hele ouderschap (of leiderschap of leraarschap) om draait: blijf je vertrouwen geven of grijp je in? Het is duidelijk dat het doel van ouderschap is dat je kind op eigen benen komt te staan. Je blijft je hele leven ouder en je kunt niet altijd voor je kind blijven zorgen. Met het oog op de toekomst heeft vertrouwen de voorkeur boven ingrijpen of ongevraagd helpen. Mijn zoon had niet om mijn hulp gevraagd. Maar misschien kon hij mijn hulp wel gebruiken. Ik denk dat veel ouders een neiging hebben om hun kind ongevraagd te helpen, om in te grijpen in de ontwikkeling van hun kind. Ik wel…ik heb op z’n minst de neiging. En als ze groter worden probeer je af te leren om je met hen te bemoeien.

Ook leiderschap & leraarschap draait vaak om dit dilemma: blijf je vertrouwen geven of grijp je in? Een tijdje geleden begeleidde ik een groep docenten bij een conflict. In een korte oefening kreeg iedereen een paar minuten om zijn of haar verhaal te vertellen, waarbij de rest niet mocht reageren. Niet verbaal , niet non-verbaal. Alleen luisteren. Na de oefening benoemde één van de deelnemers de moeilijkheid van het dilemma: “Ik merkte dat ze het moeilijk had… Ik wilde zo graag steun geven, maar dat mocht niet. Ik moest echt op mijn tong bijten.” Ik doe zo’n oefening vaak als ik moeizame processen of conflicten begeleid. Elke keer raken mensen bewust van hun eigen waarneming en oefenen ze om te luisteren. En elke keer hebben mensen even de gelegenheid om ongestoord hun verhaal te vertellen. In het echte leven mag je natuurlijk best iets terugzeggen als iemand iets vertelt. En je mag best je kind helpen. Toch denk ik dat het slim is om dat zo lang mogelijk uit te stellen.

Luisteren kan op verschillende manieren

Je kunt op talloze manieren luisteren. Bijvoorbeeld luisteren om te kijken wat er aan de hand is met de ander, luisteren om alvast te bedenken hoe je de ander van repliek kan dienen, luisteren om te kijken wat je er van vindt. En je kunt ook luisteren vanuit vertrouwen in de ander. Vertrouwen dat de ander er zelf wel achter komt welke weg het beste is. Luisteren zodat de ander zich zelf verder kan ontwikkelen. Luisteren zodat de ander kan vertellen.

We hebben een neiging als ouder, leider of leraar om in te grijpen in de ander, in het werk en leven van de ander. De oefening die ik beschreef is zo krachtig omdat de deelnemers noodgedwongen alleen kunnen ingrijpen in zichzelf. Ouderschap (leiderschap, leraarschap) is moeilijk. Voordat we ingrijpen bij de ander, moeten we eerst ingrijpen in onszelf. Onze neiging om in te grijpen bij de ander eventjes onderzoeken. Bedenken of de ander ons inderdaad nodig heeft of desnoods bij de ander checken of de ander ons nodig heeft. Want soms heeft de ander onze hulp natuurlijk nodig! Maar er zit ook een risico aan iemand ongevraagd helpen..

Het risico van hulp

Dat risico is dat de ander geen vertrouwen voelt. Dat de ander kleiner wordt van onze hulp in plaats van groter. Daarom is het belangrijk om als leider eerst de aandacht op jezelf te richten als je iemand wilt helpen (veranderen): wat kan ik doen zodat de ander zelf zijn gedrag kan aanpassen of zijn probleem kan oplossen?

Ik heb nadrukkelijk de neiging om te zorgen voor mijn kinderen. Gelukkig heb ik een goeie leerschool gehad toen ik op straat met jongeren en kinderen werkte in aandachtwijken. Deze kinderen beklaagden zich dat iedereen hen wilde controleren en corrigeren. “Laat ons met rust” zeiden ze soms letterlijk. De enige reden dat ze mij vertrouwden, was dat ik leerde om hen te vertrouwen. Dat begon met gewoon even wachten voor ik iets terugzei. Geduldig zijn. Accepteren dat mijn tempo waarschijnlijk anders is. En dat ontwikkelde zich tot een gewoonte om simpelweg mijn best te doen om niet te oordelen, maar de ander mijn vertrouwen te geven. Te vertrouwen dat de ander zich wel opent als dat nodig is en als ik me open.

Het is 21.15. Ik heb geduldig gewacht op mijn zoon. Even stil gestaan bij mijn eigen onrust – en geconstateerd dat dat nog niks met mijn zoon te maken had. Het was nog helemaal niet zo laat. De voordeur gaat open. “Hallo” zegt hij op zijn kenmerkende manier. En even later: “Ik had op de heenweg trouwens een lekke band, maar die heb ik geplakt”.